Taaltoets

Tijdens de taaltoets van de politie word je getoetst op spelling en taalvaardigheid van lezen en schrijven. Doel van de toets is om te meten hoe goed je bent in lezen en schrijven. De taaltoets is alleen verplicht als je solliciteert voor surveillant, (hoofd)agent of politievrijwilliger. De vragen vul je in op een computer.

De taaltoets van de politie in drie onderdelen

Vaak beginnen de opgaven eenvoudig. Naarmate je vordert in de opdrachten worden de taken ook moeilijker. De taaltoets van de politie maak je op de computer en bestaat uit drie onderdelen:

  • De voortoets
  • Lezen
  • Schrijven

1. De voortoets

De voortoets bestaat uit vier teksten. Deze teksten zijn onvolledig met een aantal halve woorden. Jij moet deze woorden afmaken. Je gebruikt evenveel letters als er al puntjes staan of maximaal één letter meer.

  1. Ik ga met mijn ki…… naar het z…… zwe…..
  2. Ik ga ’s avonds met v… pl….. spor….
  3. Van…. heb ik een gew…… dag bel…. op mijn werk.

In de eerste zin moet dus ‘kinderen’ staan en niet ‘kind’. Je hebt anders maar twee letters gebruikt, terwijl er zes puntjes staan. Gebruik dus 6 of 7 letters. Dan pas is het woord volledig. Vaak beginnen de opgaven eenvoudig. Naarmate je vordert in de opdrachten worden de taken moeilijker. Het is niet erg als je dit deel van de toets niet af kan maken.

2. Lezen

Deel twee van de taaltoets is het onderdeel lezen. De leestoets bestaat uit teksten met (begrips)vragen. Je dient de tekst goed te lezen en de meerkeuzevragen te beantwoorden.

Extra tips bij het onderdeel lezen

Lees teksten aandachtig door, nadat je een goed beeld hebt van het onderwerp. Als je dat lastig vindt, kunnen onderstaande stappen je helpen.

Voor het lezen

  • Scan de tekst. Tijdens het scannen bekijk je de titel, kopjes, illustraties en eventueel opvallende woorden.
  • Bepaal de tekstsoort en doe een voorspelling waar de tekst over gaat.
  • Bepaal vervolgens jouw manier van lezen: zoekend, globaal, intensief.

Tijdens het lezen

  • Lees de tekst actief en let op verbanden tussen de tekstdelen.
  • Let op signaalwoorden die verbanden leggen zoals oorzaak-gevolg, tegenstellingen, enz.
  • Bepaal of het in de tekst om meningen en/of feiten gaat.
  • Let op het taalgebruik en de woordkeuze van de schrijver.
  • Maak eventueel aantekeningen, onderstreep, enz.

Na het lezen

  • Weet je nu wat je wilde weten?
  • Begrijp je de tekst? Zo niet? Lees moeilijke delen of de hele tekst nog een keer.
  • Wat is de mening van de schrijver?
  • Hoe is de argumentatie in de tekst opgebouwd?

3. Schrijven

In het onderdeel schrijven van de taaltoets maak je verschillende opdrachten. De opdrachten in de schrijftoets zijn opgebouwd van makkelijk naar moeilijk. De schrijfopdrachten worden bij het nakijken eerst beoordeeld op inhoud. Vervolgens bekijkt de examinator naar de algemene spelling, grammatica, opbouw van de tekst, woordenschat, werkwoordspelling en het gebruik van leestekens.

Tips voor de taaltoets politie

Als je de taaltoets van de politie maakt, word je getoetst op de Nederlandse taal. Hier wat kleine tips voor de taaltoets.

  • Zorg dat je regelmatig leest.
  • Pas correct taalgebruik toe in je dagelijkse dingen.
  • Gebruik geen internettaal zoals in sms’jes of op Twitter.
  • Gebruik geen afkortingen.
  • Lees veel om je woordenschat te vergroten.